woensdag 21 september 2011

Tsjechovs Eerstelingen uit 1880-1881 gebundeld

Eerstelingen
Vertaler G.C. Zilverschoon heeft zich voor een versie in het Nederlands, van de allereerste publicaties van de Russische auteur Anton Tsjechov (1860-1904), geschreven in de jaren 1880 en 1881, op tal van niveaus intensief beziggehouden met Tsjechov en diens pennenvruchten uit de beginperiode, thans gekwalificeerd als De eerstelingen. Niet alleen heeft Zilverschoon deze, grotendeels voorheen niet in in onze taal gepubliceerde, verhalen vertaald, maar heeft hij deze eveneens voorzien van aantekeningen met uitleg, aangevuld met een kort overzicht van de jeugd van Anton Tsjechov.
In 1899 heeft Tsjechov het auteursrecht op het geheel van zijn verhalend proza overgedaan – tegen betaling – aan uitgever Adolf Marx; daarbij heeft hij de stukken uit de beginperiode uitgesloten van opname in de Verzamelde Werken in een opnieuw geredigeerde editie.
Vanuit het besef, dat zijn productie uit de jeugd en jonge jaren nog niet in alle opzichten het niveau van zijn latere werken had bereikt, valt op dat er, tussen die schetsen en verhalen, zich diverse juweeltjes van vertelkunst bevinden en dat heeft Zilverschoon (h)erkend en dat kreeg gevolgen, met als eindresultaat een bundel waarin de kwaliteit van de latere meester reeds wordt voorgegeven. De twintig verhalen, die genoemde vertaler heeft bijeengebracht, vormen het totaal van Tsjechovs productie uit de beide jaren in kwestie.
Uitgeverij Papieren Tijger heeft de bundel Duizend-en-een-verschrikkingen in augustus 2011 gepubliceerd, en daarmee de letteren – in dit geval de Russische en de Nederlandse gelijktijdig – een groot genoegen gedaan, en meer dan dat. Al eerder heeft dezelfde uitgever een bundel met Tsjechov-verhalen – eveneens van de hand van dezelfde vertaler – wereldkundig gemaakt.
Het titelverhaal, dat vier pagina's in deze editie beslaat, heeft als ondertitel roman in één deel met een epiloog, en is opgedragen aan de Franse auteur Victor Hugo (1802-1885), omdat deze met zijn roman – volgens de vertaler De verworpenen [1] – hem zeer had geïnspireerd, vooral op het punt van de wezenskenmerken in de stijl van de latere grootmeester der Russische letteren: korte zinnetjes en originele beeldspraak. Van dat laatste zijn er tal van prachtige voorbeelden te geven: "De hemel was donker als drukinkt", of "Een koetsier is de broer van de wind". Verderop in hetzelfde verhaal staat: "Een koetsier is een standbeeld gewijd aan noodlottige lompheid."
De verhalen zijn van uiteenlopende lengte: het kortste bedraagt één pagina, het langste veertien.
__________

[1] Bedoeld is Les misérables (De Ellendigen).
Meer over Tsjechov in een langer artikel op de aan deze site gelieerde cultuurweblog All art is quite useless van Rond1900.nl.

Geen opmerkingen: