vrijdag 30 mei 2008

Hedwig Courths-Mahler en haar eigen, onvervalste romantiek — geboekstaafd in 217 liefdesverhalen

Kleurrijk in menig opzicht
In de Duitstalige, relatief recentelijk gestarte, reeks dtv-portrait, met rijk geïllustreerde, niet al te omvangrije biografieën van belangrijke vrouwen en mannen uit de wereld der muzische kunsten: literatuur en muziek, uit de geschiedenis, de filosofie, en de politiek — waarin Hildegard von Bingen een plaats inneemt naast Sokrates; Jezus van Nazareth met evenveel aandacht wordt bejegend als John Lennon, en superkanselier Otto von Bismarck met eenzelfde trefzekerheid wordt geschetst als Alfred Hitchcock — worden we ook nog eens geconfronteerd met een levensbericht van de eerste Duitstalige auteur, die weliswaar niet in kunstzinng, maar wel in kunstmatig, opzicht literatuur produceerde, doch desondanks — en waarschijnlijk veeleer dankzij dat gegeven — een ongekend succes met haar vertelsels heeft geboekt. Met een totale oplage van vijftig miljoen exemplaren werden alle bestseller-auteurs tot dan toe door haar verslagen. We hebben het hier en nu over de grande dame van het Oprechte Liefdesverhaal: Hedwig Courths-Mahler (1867-1950).
Vanaf haar zeventiende jaar schreef ze over datgene wat haar het meest boeide en waar ze, als gevolg van gebeurtenissen in haar jeugd, intens naar hunkerde, en waarvan zij tevens vond dat iedereen er recht op had: de liefde. Nu zal menigeen een andere insteek hebben of een totaal ander gevoel, met of zonder veel bijbehorende emoties, ondergaan dan de schrijfster, haar vertolking van liefdesproblematiek en ook veel hoogtijmomenten heeft miljoenen mensen aangesproken, en niet alleen maar de laag opgeleiden. Haar leven verliep als ware zij zelf de protagoniste in één van de eigen boeken. Zij onderging pieken en dalen, meer dan eens de gestage aanwas van een enorm geldelijk vermogen en het evenzeer plotse, diep ingrijpende verlies daarvan als gevolg van diverse politiek-maatschappelijke ontwikkelingen.
Haar succes is ongeveer van hetzelfde kaliber als dat van Karl May (1842-1912), — wiens werken, veelal over Winnetou en Old Shatterhand, tevens in Nederland in tal van edities zijn verschenen, en aan wie bij tijd en wijle ook weer nieuwe aandacht wordt geschonken — en met de eveneens bijzonder productieve Duitse schrijver Ludwig Ganghofer (1855-1920), die met zijn tevens in uitermate hoge oplagen verschenen, doch ook zeer sentimentele en overdadig geromantiseerde, volksboeken, alsmede veel verhalen die zich in het Beierse hooggebergte afspelen (zoals Edelweißkönig), in het Nederlandse taalgebied een bijna vergeten entiteit is. Hoewel Ganghofers literatuur — niet zelden geïnspireerd door historische gebeurtenissen, maar met veelal een opdringerig idyllisch karakter en een wel al te oppervlakkig voorgetoverd optimisme — door zowel mannen als vrouwen werd gelezen, is de belangstelling voor Karl May enerzijds en aan de andere kant die voor mevrouw H. Courts-Mahler qua lezersgeslacht zeer duidelijk gescheiden.

Persoonlijke ervaringen

In mijn boekhandelstijd te Groningen — nu goed vier decennia geleden, in een combinatie van boekwinkel annex antiquariaat en modern antiquariaat, alsmede enkele uitgeverijen —, nadat ik een uurtje iets anders had gedaan, liet mijn oudere collega mij, toen ik de winkel weer betrad, direct een paar opvallende boeken zien, die hij net had ingekocht. Twee romans met samen bijna vijfduizend pagina's, in zogenaamde bibliotheekbanden, maar gezien hun onberispelijke staat afkomstig uit een privé-verzameling; er was dan ook geen enkel stempeltje of etiket van leesmagazijn of buurtbibliotheek te bekennen. Dat was eigenlijk ook niet zo verwonderlijk: die omvangrijke boeken werden heel dikwijls in afleveringen van één katern gedrukt — bij een grote letter waren dat dikwijls 32 pagina's, 16 kwam echter ook veelvuldig voor — die per maand, maar nog vaker per week of per twee weken beschikbaar waren. De afnemer kon dan zelf, als het boek compleet was, het geheel naar de boekbinder brengen; soms ook werd de gelegenheid geboden om van de uitgever een band te betrekken, die dan vaak wel weer reeds een titel op de rug droeg. Dit systeem is tot in de jaren zestig van de vorige eeuw tamelijk algemeen overeind gebleven, doch de steeds stijgende portokosten voor dit drukwerk hebben deze vorm van (voornamelijk) leesvoer-in-afleveringen de das omgedaan. Zo werd het tijdelijk zeer beroemde boek De Incabruid van Leslie de Luca — in boekhandelskringen werd gefluisterd dat de Nederlandse auteur Anthony van Kampen achter deze internationaal aandoende naam schuilging — aan de man gebracht. Een uitgever kocht de restanten op en liet al die katernen binden tot één geheel van zo'n 800 bladzijden, voorzien van een zeer fraaie bandstempel en een nieuw ontworpen stofomslag. Het zag er allemaal heel goed uit, maar als je naar het papier keek, zag je direct een aantal verschillen in de katernen, verspreid door het boek. Dat was de schaduwzijde van levering in delen: niet altijd was exact dezelfde papiersoort over een langere periode leverbaar.
Dikwijls waren deze bijzonder langademige romans niet eens voorzien van een auteursnaam en bijeengeschreven door een collectief, en als er wel een schrijver werd genoemd, betekende dat desondanks niet zelden dat er toch sprake was van een pseudoniem waarachter eventueel vijf tot tien personen schuilgingen.

Prachtboeken
De beide romans — die elk op zich een stapel vormden, van twee, respectievelijk drie boeken, doordat de inhoud was gedrukt op papier dat de benaming opdikkend romandruk droeg, en die een omvang hadden van 2398 en 2560 bladzijden — hebben gemiddeld een half uurtje op een strategische plek in de etalage gelegen, en die beide werden verkocht aan twee, weliswaar verschillende maar toch ook zo gelijkende, dames, die medio jaren zestig als 'wat ouder' golden, maar indertijd de leeftijd hadden die ik thans meezeul. Overgelukkig waren die beiden dat ze zulke prachtboeken uit hun jeugd geheel onverwacht hadden weergevonden. "Je ziet ze nergens meer."
Rond 1900 waren ze verschenen, en wat hadden ze prachtige titels: 's Keizers Elsje heette het ene boek, en je zag het al helemaal voor je: een uiterst eenvoudig meisje uit de lagere burgerij of zelfs van het boerenland, dat door de heer Bonaparte nog weer hoger zou worden aangeslagen dan Eugénie Désirée Clary en/of Joséphine de Beauharnais. Maar toch had het andere boek een nog weer heel wat pakkender titel: De belofte op het sterfbed — oftewel Achttien jaar in een krankzinnigengesticht.
Mijn collega, die bijna twee generaties op mij voorliep, kende de beide boeken uit het begin van zijn carrière, toen hij ze nog regelmatig had verhandeld — en altijd was het eenzelfde type vrouw geweest dat ze overgelukkig had verworven, maar voor mij waren ze nieuw. Met een heel speciale, dikschrijvende viltstift had de collega een opvallende etalagekaart aangemaakt met daarop de woorden 2398 blz. onvervalste romantiek; de prijs bedroeg slechts fl 5,98.

Productieve auteur

Die twee woorden — onvervalste romantiek — maakten enkele in mijn hoofd opgeslagen beelden los. Ik zal een jaar of elf geweest zijn toen ik in de herfstvakantie weer eens over de markt in Groningen liep en bij een boekenkraam onder meer voor de somma van 25 ct per stuk spannende detectives kon kopen. Eén daarvan droeg de titel Diamanten en paarlen, de auteur heette mevrouw H. Courths-Mahler, voor mij geheel en al onbekend, maar mij wel nadrukkelijk aanbevolen door de Die K��nstlerin in ihrem Heim. Karlshorst, 2 februari 1908. Tekening van Fritz Courthskoopman: "Heel spannend boek, meneer." Eenmaal thuis bleek al na enkele bladzijden dat er helemaal geen sprake kon zijn van een speurdersroman, al kwamen er verderop wel een dief, een heler, een bestolene en een commissaris van politie in voor, alsmede een oppassende jongeman, die het volgens die commissaris ver zou brengen, omdat hij zo goed had opgelet en ook nog eens een eerlijk karakter had. Ja, sommige, zelfs financieel onbemiddelde, lieden mogen zich absoluut niet beklagen over het surplus aan karaktereigenschappen dat hen het gehele levenspad begeleidt. Uiteraard kreeg hij nog wel de waarschuwing mee, zich niet in de luren te laten leggen door mensen met slechte bedoelingen. Ook zijn vriendin was, natuurlijk terecht, uiterst trots op hem, en hun nog latente huwelijksplannen konden naar het manifeste stadium worden getild doordat deze, wel zeer oppassende, jongen nu een beloning had ontvangen en snel promotie zou maken, als gevolg van artikelen in de krant die hem in een zonnetje van loftuitingen zouden plaatsen. Kort en goed, zijn, respectievelijk hun, kostje was gekocht. Een echte tranentrekker, zou zoiets in de huidige tijd heten.
Bij mij was dus geen belletje gaan rinkelen bij de naam van de auteur; mijn grootvader bekeek de titelpagina en mompelde, meesmuilend en over de rand van zijn bril turend in mijn richting, iets over onverteerbare en nonsensicale gruwelkitsch, die — zelfs als je helemaal niets in huis had om te lezen — de tijd en de moeite absoluut niet waard zou zijn. Een enkele afbeelding uit het boek kan ik me, ook na een halve eeuw, nog wel voor de geest halen: met een paar lijntjes getekende personen en situaties. Een hogere waardering dan mijn opa aangaande de tekst van het boek ten beste had gegeven, verdienden de tekeningetjes echter ook in het geheel niet. Mijn belangstelling voor de schrijvende mevrouw was waarlijk tot nul gereduceerd. Toch zou ik, volkomen onverwacht, meer te weten komen over die schrijfster.

'Mutter Hedwig'

Een paar jaar later las ik een artikel in Elseviers Weekblad, van de speciale rubriek Het geheim van miljoenenoplagen, over Daphne du Maurier en haar Rebecca, kort daarna ook over Hedwig Courths-Mahler en haar onverbiddelijke bestsellerHedwig Courths-Mahler, hier gefotografeerd samen met haar schoonzoon Karl Elzer, bij een ge��mproviseerde theatersc��ne Rode Rozen. De meeste mensen met wie ik daarna over deze schrijfster en haar vele boeken sprak, kenden zelfs haar naam en die titel niet, de enkeling die haar en haar pennenvruchten wel kende, riep al direct iets over honingzoete en zeer abjecte liefdesromans, die met het werkelijke leven en de bijbehorende liefde niets van doen hadden. Korte tijd later vernam ik nog dat de beide dochters van deze Duitse Frau Hedwig — Margarete Elzer (1889-1966) en Frieda Birkner (1891-1985) — zich, onder moeders vleugels, eveneens hadden bekwaamd in het schrijven van soortgelijke boeken. Nooit echter hadden deze beiden qua succes ook maar in de schaduw kunnen staan van hun grote voorbeeld, wier schrijfsels bij vlagen toch weer een enorme (her)waardering bij het nog altijd uitsluitend vrouwelijke kopers- en dito (?) lezerspubliek mochten beleven: als gebonden boek, of in enkele, ietwat afwijkende, tijdschriftformaten, als pocket, en veelvuldig ingenaaid samen met twee tot wel vier andere, min of meer identieke, verhalen van veel minder beroemde auteurs, in exact dezelfde tijdschriftvorm, waardoor ook deze meesterwerken aan de man gebracht werden, echter — het moet gezegd — voornamelijk, en in sommige gevallen zelfs uitsluitend, door de, voorop groot gedrukte, naam van de coryfee.

Gevoeligheden
Nimmer was er ook maar één man geweest die voor al deze door Hedwig Courths-Mahler geproduceerde literatuur slechts minimale belangstelling toonde — althans niet bij ons in de winkel, en al evenmin bij tal van andere handelaren in bedrukt papier — of die zo'n boek heeft gekocht om het ten geschenke te geven aan zijn oude, inmiddels kromgegroeide moedertje, Hedwig Courths-Mahler met de beide, later eveneens druk pennende, dochters Frieda en Margaretedat nog diezelfde ochtend met een krakkemikkig sleetje de laatste takjes uit het bos had bijeen gesprokkeld om het kacheltje toch nog maar weer een dag te kunnen laten gloeien, of bedoeld voor de uiterst driftig, want ter grotere en dieper inwerkende glorie van huis en haard, taken verrichtende echtgenote — ontstegen aan een, door zes stralende en van opgetogenheid druk snuivende, en tegelijkertijd kwistig versierde, Fins-Laplandse elanden getrokken, sprookjes-arrenslede — die er thuis warmpjes bij zat met een enorme Schwarzwälder Kirschtorte op een zwaar vergulde, ruime schaal van hoogwaardig kristal, alsmede met een in originaliteit niet meer te overtreffen, edelhouten, en bovendien uiterst sonoor klinkende, koekoekklok— uit dezelfde landstreek als de speciaal geïmporteerde taart — samen met een uitvergrote versie van de wenende zigeunerin, aan de muur, en in de het huis omringende gaarde nog een uitgebreide schare, al dan niet fraai, en misschien ook nog wel een iesepiesje ondeugend, geciseleerde, tuinkabouters met karmozijnen filigrain-mutsjes — die maar een afwachtende houding had aangenomen, met in haar zwaar bonkende orgaan een welhaast extreem gloeiend vuur van een nochtans onvervuld verlangen naar de herintreding van haar beminde gade, die vanzelfsprekend maar al te goed begreep hoe het met de ware liefde was gesteld en die haar derhalve met een intense graagte het grote geluk deelachtig wilde laten worden door middel van de onovertroffen literaire ontboezemingen van het niveau waar tal van critici zich nimmer of nauwelijks mee durven in te laten: een (meerdere) boek(en), (het)welk(e) ruimschoots was (waren) voorzien van stevig emotionerende teksten, tot 1924 uitsluitend via de pen en daarna ten dele via de typmachine geopenbaard, doch in beide gevallen ontsproten aan het brein van de onnavolgbaar creatieve Hedwig Courths-Mahler.

Sociologische interesse
Het wekte dan ook niet bepaald geringe verbazing toen de Duitse (muziek)socioloog Alphons Silbermann (1) een jaar of tien geleden in één van de — (inmiddels veel te) vele, door tal van vooral Duitse zendgemachtigden de wereld ingestuurde — gespreksronden (die inmiddels vrijwel allemaal en overal van het yankisme Talkshow zijn voorzien) vertelde dat hij — om dit genre boeken, en daarmee dit maatschappelijke verschijnsel en uiteraard alle parafernalia en marginalia, eens goed onder de loep te nemen — alle 217 romans van Hedwig Courths-Mahler had gelezen. Hij maakte desondanks een opgewekte indruk en hij had in de loop van deze bezigheden — welke hij, het zij hier met nadruk gemeld, had afgewisseld met andere zaken — in het geheel niet, als gevolg van verveling of eventuele ergernis, het loodje gelegd.


*****

(
1) Alphons Silbermann (1909-2000) is de schrijver van enkele, reeds alleen door hun titels, zeer spraakmakende boeken, zoalsAlphons Silbermann las, als socioloog, alle romans van Hedwig Courths-Mahler snel achtereen Von der Kunst der Arschkriecherei (1997). Voorts, samen met Manfred Stoffers, Auschwitz. Nie davon gehört? Erinnern und Vergessen in Deutschland (1999). Zes jaar eerder, in 1993, had hij een sociologische studie gepubliceerd met betrekking tot het flipperen (Automatenspielen) in Duitsland.
Hij nam niet alleen geen blad voor de mond als hij meende anderen te moeten corrigeren, hij kon — mede door tal van ervaringen in zijn leven, dat vrijwel de gehele twintigste eeuw heeft bestreken — zeer goed relativeren. In de loop van zijn betoog over het ontbreken van een onderlijf bij alle protagonisten in de verhalen van de onbedaarlijk romantische tante Hedwig legde de professor een heel directe link naar seksscènes in tal van films, en stelde hij deze aan de kaak als eveneens onrealistisch omdat de man, tijdens de daad, een broek aanhield, en volgens Alphons Silbermann kon zo'n vrouw dan niet zwanger raken, wat in het verhaal toch wel bleek te zijn gebeurd. "Ik begrijp niet hoe zoiets kan functioneren, hoe ze het op die manier voor elkaar krijgen." Deze Alphons Silbermann was een zeer fascinerende, uiterst welbespraakte man — met altijd prachtige Jüdische Witze bij de hand — die nog weer eens een separaat, groot artikel verdient.

*****


Andreas Graf:
Hedwig Courths-Mahler. 160 pag., met 84 illustraties in z/w en vierkleurendruk; paperback in de reeks dtv-portrait (31035). Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 2000; ISBN 3-423-31035-9. Prijs € 9,50.
(Deze prijs geldt alleen in de BRD en bij Boekhandel Die Weisse Rose te Amsterdam.)

*****


Afbeeldingen

1. Omslag van de dtv-portrait uitgave over Hedwig Courths-Mahler.
2. Een foto van de schrijfster in 1900.
3. Die Künstlerin in ihrem Heim. Karlshorst, 2 februari 1908. Tekening van Fritz Courths.
4. Hedwig Courths-Mahler, hier gefotografeerd samen met haar schoonzoon Karl Elzer, bij een geïmproviseerde theaterscène.
5. Het trio in 1895: Hedwig Courths-Mahler met de beide, later eveneens druk pennende, dochters Frieda en Margarete.
6. Alphons Silbermann las, als socioloog, alle 217 romans van Hedwig Courths-Mahler snel achtereen.

Geen opmerkingen: