maandag 25 januari 2010

Dichter, lezer en criticus — Enkele losse notities

Friedrich Schlegel
"Ein Kritiker ist ein Leser, der wiederkäut. Er sollte also mehr als einen Magen haben." Zo luidt het zevenentwintigste van de in totaal honderdzevenentwintig Kritische Fragmente [1] die Friedrich Schlegel (1772-1829) heeft gepubliceerd.
Hoewel de man zelf één der beroemdste critici en, eveneens in andere opzichten zeer vooraanstaande geleerde was in vooral het Duitse taalgebied, heeft hij zich toch met een kritische blik gebogen over de functie van recensent. Ook in andere landen zijn er uitspraken gedaan over het fenomeen kritiek en het daaraan verbonden zoogdier op twee benen.
Zo las ik in een Academische Agenda van medio jaren zeventig de karakteristieke uitspraak: "Een criticus is iemand zonder benen die de wereld wil leren lopen." Die vaststelling is weliswaar juist, maar tegelijkertijd net zo aanvechtbaar als de opvatting van Oscar Wilde (1844-1900) die de wereld toevertrouwde: "Men kan nog beter een vrouw of een grafschrift geloven dan een criticus vertrouwen."

Friedrich Stolberg

De Duitse letterkundige Friedrich Leopold von Stolberg (1750-1819) verwoordde zijn inzichten omtrent de wisselwerking tussen te tegenpolen als volgt:

Der Dichter und der Kritiker



Ein Dichter, den im kühnen Flug
Der Pegasus gen Himmel trug,
Erhub sich mit des Adlers Eile.
Da schrie mit ungestümen Ruf,
In seiner Rechten eine Feile,

Ein Kritikaster: weile, weile.
Daß ich am linken Hinterhuf
dir noch den letzten Nagel feile.

Richard Dehmel

De, alweer Duitse, auteur Richard Dehmel (1863-1920) heeft in zijn essay Das Bich und der Leser — eine Untersuchung des Verständnisses het boek, dat de tweeed schakel in de keten tussen tekst en lezer — en derhalve eveneens de criticus [2] — omschreven als een spiritstisch medium: "Wer se nicht richtig zu fragen versteht, dem antworten sie falsch oder garnicht. . . . ."
Daarbij noemt hij het voorbeeld van een Afrikaanse wildeman die een priester uit de Bijbel heeft horen voorlezen, daarna het boek bij zijn oren hield en het ongeduldig wegsmeet omdat het hem niets te zeggen had. Deze wilde huisde volgens Ruchard Dehmel — in ieder geval een eeuw geleden — nog in elke ontwikkelde lezer.


[1] Kritische Fragmente, aus dem Lyceum der schönen Künste, 1727.

[2] Als deze tenminste het gegeven en te beoordelen tekst — geheel in oppositie tot datgene wat er zo dikwijls over vrijwel alle critici wordt beweerd — ook werkelijk in zich opneemt en de tekst niet ongelezen bespreekt.
____________

Afbeeldingen
1. Friedrich Schlegel.
2. Friedrich Leopold von Stolberg.
3. Monogram, voorop elk van de delen der
Gesammelte Werke van Richard Dehmel.

Geen opmerkingen: