Op maandag 25 augustus 1941 meldt de Franse schrijver Paul Léautaud (1872-1956) in een Notitie in het hoofdstuk Notes retrouvées dat hij wat oudere papieren heeft doorgewerkt en daarbij was gestoten op een serie notities die hij zich helemaal niet herinnerde. Hij wist derhalve evenmin of hij ze ooit had gebruikt of dat ze zich in zijn Journal op de juiste plaats bevonden. Daarom heeft hij ze in de juiste volgorde gelegd: geschreven van 1927 tot en met 1934. Later zijn deze opgenomen in het boek Propos d' un jour, voor het eerst verschenen in 1947 bij Mercure de France te Parijs. In 1983 is door dezelfde uitgeverij opnieuw een editie gepubliceerd. Een ongelezen exemplaar van die uitgave heb ik gisteren gevonden in één van de definitieve opruimings-stapels in een antiquariaat in mijn woonplaats voor de somma van vijftig cents. Datzelfde gold overigens voor diverse andere Franse boeken, waaronder vier van Baudelaire, enige van Verlaine en nog tal van andere grootheden uit de Franse letteren; in bijna alle gevallen gaat het om ongelezen exemplaren, die enige jaren, kennelijk onopgemerkt, in de rekken hebben gestaan en daarom na enkele jaren door de eigenaren worden geruimd om plaats te maken voor nieuw binnengekomen boeken.
Paul Bourget in 1899. |
In een van de genoemde hervonden aantekeningen memoreert Léautaud dat de Académie (française) de Prix Osiris ter grootte van 100.000 francs had toegekend aan Paul Bourget (1852-1935). Léautaud vindt dat maar een gekke situatie. Een miljonair die een manier heeft gevonden om nog meer te incasseren. En hij wijst op het grote contrast tussen Bourget en een niet bemiddelde auteur als de symbolist Henri de Régnier (1864-1936), die wel voor de prijs in aanmerking had kunnen komen, aangezien zijn naam in de overwegingen was betrokken, maar die had geantwoord: "Op mijn leeftijd heb ik niets nodig."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten