Posts tonen met het label Nederlandse dominee-dichter. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Nederlandse dominee-dichter. Alle posts tonen

maandag 16 augustus 2010

Een brief van honderdzesenveertig jaar geleden

Bijna anderhalve eeuw geleden
Op 16 augustus 1864 schreef Johannes Kneppelhout (1814-1885) — velen beter bekend onder zijn pseudoniem Klikspaan [1] — vanuit Scheveningen aan de criticus Conrad Busken Huet (1826-1886) [2] te Bloemendaal, een brief.
Hoewel het Nederlands in die heden exact 146 jaar merkbaar — leesbaar — gewijzigd is, zal er in deze context niets voorkomen dat de lezer van begin eenentwintigste eeuw niet zal begrijpen.

Waarde Heer en Vriend,
Als ge wist, hoe ik dagelijks finantieel word aangerand, zoodat mijne correspondentie over het algemeen naar eene schermutseling begint te gelijken, zoudt gij het mij minder kwalijk nemen dan ge misschien nu doen zult, als ik u verklaar dat ik meen mij aan Uw voorslag omtrent de vrouw van Douwes Dekker [3] te moeten onttrekken. Ieder ongelukkige is het ondoenlijk bij te staan; dat zij diep beklag waard is geef ik toe; niet, dat men haar zou dienen te helpen, omdat gehuwd is met iemand die stijl heeft; zij valt dus voor mij in de categorie van die onoverzienbare reeks van ongelukkigen, die iemand spoedig zouden uitgekleed hebben, als men zich niet beperkte tot diegenen waartoe men in eenige betrekking staat hetgeen ik gelukkig tot den man in kwestie niet doe, zelfs in de verte niet.Ik moet voor de eerste maal in zee iets waartegen, hoe dikwijls hij 't vroeger ook gedaan hebbe, de sterkste man altijd een beetje opziet, zoodat ik hier maar afbreek, mij op genade overgevende aan het onaangename gevoel, hetwelk iedere teleurstelling veroorzaakt.
Steeds t.t. [4] J. Kneppelhout
__________
[1] Klikspaan schreef de nog steeds befaamde boek Studentypen (1841), Studenten en hun bijloop (1844) en Studentenleven (1844).

[2] Conrad Busket Huet is nog steeds bekend voor zijn standaardwerk in twee delen over de Nederlandse cultuur: Het land van Rembrandt (1882-1884).

[3] Eduard Douwes Dekker (1820-1887) is vooral bekend onder zijn schuilnaam Multatuli en diens roman Max Havelaar of de Koffij-veilingen der Nederlandse Handel-Maatschappy uit 1860.

[4] t.t. is heden ten dage alleen nog bekend bij degenen die zich intensief met de wat oudere letteren bezighouden. Het staat voor totus tuus oftewel geheel de (jo)uwe.
____________
Afbeeldingen
1. Johannes Kneppelhout.
2. Dominee-dichter Conrad Busket-Huet.

donderdag 11 september 2008

P.A. de Génestet, een al te jong gestorven dichter

Dominee-dichter
Hedenochtend vond ik tussen de afgedankte boeken in Antiquariaat Isis te Groningen, voor de somma van vijftig eurocent, een gebonden uitgave van de zevende druk, uit 1886, van De Dichtwerken van Petrus Augustus de Génestet (1829-1861). Hoe die band eruit ziet, kunt u verifiëren op onze zustersite Tempel van de Humor, waar we vandaag het voorplat van die bewuste uitgave hebben afgebeeld, benevens losse kanttekeningen met een voorbeeld van zijn Leekedichtjens uit 1860.
Op de website van de Koninklijke Bibliotheek zagen we echter een andere, geheel linnen, blauwe linnen band afgebeeld, eveneens van de zevende druk uit 1886, die bij ons het vermoeden doet postvatten dat het een iets luxere uitgave betreft. Doch daarom niet getreurd: afbeelden voor u kunnen we die editie in het kader van deze regels wel.

Poëtische associatie
Bij het doorbladeren van De Génestets Dichtwerken viel ons oog op het laatste van de serie Leekedichtjes, dat de titel Gij en wij draagt, en direct trokken in mijn 'blikveld' voorbij de protagonisten uit de diepzinnig-humoristische serie Herenleed — een programma van weemoed en verlangen, inmiddels ruim drie decennia geleden gestart op onze beeldbuis. In een van de scènes zegt het verwaten heerschap tegen het zich net niet consequent als onderdanig ventje gedragende van de twee: "Want ik ben ik, maar u, dat is slechts gij en wij, da's niet zo veel, hè?"
De Génestet ziet die Gij en Wij echter op geheel een andere manier, die we u hier evenmin willen onthouden:

CXIV

GIJ EN WIJ

Naar uw eng, fantastisch Hemelpoortje
Strumpelt gij op 't afgebakend pad,
En uw reisweg schijnt u woord voor woordje
Uitgeschreven op een heilig blad.

Op des Geestes breede, diepe stroomen
Drijven, zwerven, zoeken, lijden wij;
Nachten dalen, hooge waatren komen....
En — we zijn zo rustig niet als gij!

Toch vooruit steeds streven wij en staren.
Als Columbus, 't hoofd omhoog gericht,
Reizen we op de wentelende baren,
In 't geloof dat ginds een wereld ligt!

Visionair?
Erg waarschijnlijk is het niet, aangezien De Génestet zeker op een iets andere, gindse wereld heeft gedoeld dan wij ons de laatste jaren vaag en met tegenzin beginnen voor te stellen nu steeds meer bekend wordt dat de mensheid in diverse delen van de wereld zal moeten reizen op wentelende baren doordat de zeespiegel stijgt. En zoiets vereist ongetwijfeld dat wij vooruit steeds streven, aangezien men anders zal drijven, zwerven, zoeken, lijden.
____________
Afbeeldingen
1. Petrus Augustus de Génestet, waarschijnlijk geschilderd omstreeks 1870 door J.G. Schwartze (1814-1874); er zijn echter ook stemmen die beweren dat diens dochter Thérèse Schwartze (1851-1918) dit portret heeft vervaardigd.
2. Voorplat van de blauwe uitgave in heel linnen van De Dichtwerken van P.A. de Génestet, zevende druk 1886, verschenen bij "Elsevier", toen nog te Rotterdam.