Op de derde kerstdag van het jaar 1933 [1] schreef Thomas Mann (1875-1955) in zijn Tagebuch dat het weer kalt und neblig was, en refereert hij aan een vreselijk treinongeluk in Frankrijk met meer dan twee honderd doden, waaronder veel kleine kinderen. In een terugblik op de avond van de tweede kerstdag, 25 december noteerde hij onder meer: "Hörte abends mit Genuß und Bewunderung das Klavierkonzert von Tschaikowski." [2]
Tevens komen we bij het lezen van die dagboekaantekeningen dat de schrijver die dag in de Decamerone (1349-1353) van Giovanni di Boccaccio (1313-1375) heeft zitten lezen.
Naast politiek-maatschappelijke verontwaardiging over de kwalijke elementen van de nazi-overheersing in zijn voormalige vaderland — (immers alweer enige tijd woonachtig in Zwitserland na te zijn gevlucht voor het krankzinnige Hitler-beest), onder meer over de bemoeienissen van het Propagandaministerium van Goebbels om zoveel mogelijk nieuws te manipuleren opdat de superploerterige regering in Berlijn in een zo gunstig mogelijk daglicht zou plaatsen: in eerste instantie in het buitenland — noteert Thomas Mann dat hij via de radio heeft kennisgenomen van de nadrukkelijke verheerlijking van een nadrukkelijk patriottische schrijver als Dietrich Eckart (1868-1923).
Na het avondmaal luisterde Thomas Mann nogmaals naar het Tsjajkovski-concert, naar twee delen uit het Trio van Beethoven en naar "etwas Parsifal."
__________
[1] In de Duitse cultuurgeschiedenis komen we doorgaans drie kerstdagen tegen: 24, 25 en 26 december.
[2] Bedoeld is, vanzelfsprekend, het eerste pianoconcert, opus 23.