maandag 8 september 2008

Jozef Cantré's bijzondere Jaakske met zijn fluitje


Onverwacht
Aan het eind van de vorige eeuw kwam ik door een puur toeval in het bezit van het boekje waarvan u hierboven het voorplat — met enige waterschade — ziet afgebeeld. Hoe die er sedert het tijdstip van verschijnen, in het jaar 1932, op terecht gekomen is, weet ik echter niet; ik kreeg het pas een jaar of dertien geleden in handen gedrukt en mocht het meteen houden. Degene die me dat toen offreerde, meldde daarbij nog: "Jij houdt wel van mooie kleurenplaatjes." En mooi zijn ze, die verschillende door de maker van de afbeeldingen met de hand ingekleurde afdrukken van de houtjes die hij voordien zelf had gesneden: Jozef Cantré (1890-1957). Als u goed kijkt, zult u kunnen zien dat op het voorplat een accent grave op de laatste letter van diens naam staat, maar dat op de titelpagina van het boek — die u hieronder afgebeeld kunt zien — zijn naam wel juist is gespeld.



Cantré snijdt hout
De houtjes voor de kleurenillustraties zijn gesneden in de jaren 1926 en 1930. De oplage van het boekje bedraagt in totaal tweehonderd exemplaren, die alle zijn genummerd, en gedrukt op Hollandsch Van Gelder Zonen. Dat zeer geringe aantal — verspreid over Vlaanderen en Nederland — heeft het boekje tot een bijzonderheid gemaakt.
Zoals de titelpagina reeds vermeldt, is het verhaal binnenin geheel in overeenstemming met het oude Vlaamse volksboek. Daarin staat dat Jacobus, de zoon van Hans van Tichelen en zijn lieve huisvrouw, net als alle anderen met die voornaam, Jaakske — of soms ook wel Jak of Jakes — werd genoemd. Nog maar zes jaren oud, werd dit manneke halfwees, en vanaf dat moment beginnen zijn eigenlijke avonturen, die in prachtig-archaïsche bewoordingen worden verteld. De daarbij behorende drukletters zijn van een intense duidelijkheid, die de wens doen opkomen dat menig boek heden ten dage eveneens zo zoude worden afgeleverd. Maar zodra er sprake is van een bibliofiele editie met een zo geringe oplage, is ook de prijs dienovereenkomstig, en nieuwe boeken zijn per definitie niet (meer) echt gunstig qua prijs.



Kleine oplaag
En als er al een kunstenaar te vinden zou zijn, die zelf eerst houtjes snijdt om die later met de hand in te kleuren alvorens deze in het drukproces hun plaatsje kunnen krijgen, dan kan het helemaal niet anders dan een zeer prijzig gebeuren worden, alleen al vanwege de tijdverslindende elementen in dat proces. Waarmee overigens niet gezegd wil zijn dat zo'n boek dan te veel zou kosten, maar wel dat het voor vele geïnteresseerden niet meer tot de categorie der vervulbare wensen behoort.
Voor de volledigheid moet daaraan wel worden toegevoegd dat zo'n genummerd exemplaar uit een oplage van tweehonderd ook niet te grabbel zal worden gegooid voor een klein stapeltje euro's.
In de loop van het verhaal komen die Jaakske en zijn stiefmoeder in aanraking met 't Geestelijk Hof, doordat een kluizenaar had beweerd dat hij verwondingen had opgelopen door het fluitspel van Jaakske. De Officiaal van het Hof wil daarvan echter dan wel eens persoonlijk kennisnemen, en die situatie leverde bij Jozef Cantré de hierboven zichtbare illustratie op.



Uiterst kwalijke stiefmoeder
Zo'n volksverhaal zit — net als ons huidige, ware dagelijks leven — vol valkuilen en liederlijke lieden, die vervuld zijn door het onbedaarlijke verlangen om macht uit te oefenen door kwaad te doen, en zo kwaad bloed te zetten. Niet alleen door het verspreiden van leugens, laster, lagen en listen — zoals tal van regeringsleiders dat heden ten dage jegens hun volk doen in een grotere mate dan een boze stiefmoeder ten opzichte van een fluitspelend stiefkind —, doch eveneens door het afleggen van een valse getuigenis. In Jaakske's geval leidde zulk een misdrijf van de stiefmoeder ertoe dat die jongen gevangen gezet werd, al had dit met de van een waarlijk onfris karakter doordrenkte stiefmoeder — die, indien onderzocht, wellicht genetisch gelieerd had blijken te zijn aan die van Assepoester — moeten gebeuren.
Nauwelijks komt die jongen opnieuw vrij en keert die naïeveling terug naar huis, of dat stiefmederlijke secreet — dat te veelvuldig blazend met haar achterkwartier ook anderen in haar eigen onfrisheid laat delen — verbrandde Jaakske's fluitje "te pulver".
Dat heeft Cantré — hierboven zichtbaar — zeer treffend uitgebeeld: de stiefmoeder heeft een tronie die ook bij een mensenetende reus, vampier of andere massamoordenaar niet zou misstaan.

Monnikenwerk
et totale aantal illustraties in kleuren binnenin dit uiterst fraai vormgegeven, maar — met in het geheel veertig blazijden inclusief het voorwerk — niet omvangrijke boek beloopt zevenentwintig, inclusief de initialen aan het begin van ieder nieuw hoofdstuk, waarmee de aloude traditie van het monnikenwerk, zij het in een ietwat moderner jasje, in ere is gehouden.
Kort en goed, het verhaal wordt niet alleen verteld in een dusdanig bloemrijke taal dat menigeen van de jongere generaties het als een archaïsch geheel zal ondergaan, met uitzondering wellicht van enige Vlamingen, die op diverse punten iets meer gevoel voor dergelijke tradities hebben en deze ook nog wat meer schijnen te onderhouden.

Colofon

In het Colofon dat in het boek over Jaakske, tegenover de titelpagina staat — hetgeen betekent bladzijde 4, aangezien het schutblad, in dit geval niet van een andere papiersoort —, wordt gevolgd door een blad met op pagina 3 een zogeheten Franse titel. In de teksten hierboven reeds zo één en ander aan informatie daaruit aan u te hebben gepresenteerd, rest mij nog te melden dat het boekje is gedrukt door J.-E Buschmann te Antwerpen, en dat het met de hand aangebrachte nummer (41) onder het Colofon en boven het vignet van Jozef Cantré staat.

Geen opmerkingen: