DE SCHOONE HERFST
Naar dezen herfst had ik ontroerd gewacht
Als naar een nacht van zwoel-doorgeurde droomen:
Naar 't koele licht en naar de gouden boomen
In grauwen nevel langs de smalle gracht.
De dagen waren vreemd van veege pracht,
Een felle gloed scheen alles te doorstroomen:
De bloemen baarden huivrend-zoete aromen
En wreede kleuren, bont en brandend-zacht.
En als ik trad onder het droeve woeden
Van stilte en weelde en lust den dood gewijd
Voelde ik een beven door mijn leven spoeden,
Maar ook, diep in mijn ziel, die bang-verblijd
Den rijkdom dronk, het matelooze bloeden
Van schrijnende angst en heete onzekerheid.
Johan Gustaaf Danser (1893-1920)
Uit: Verzameld Werk
De Beuk, Amsterdam 1957
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten