woensdag 31 december 2008

Tweemaal Aan de Sonnetten van Jacques Perk

I — AAN DE SONNETTEN

Klinkt helder op, gebeeldhouwde sonnetten.
Gij, kindren van de rustige gedachte!
De ware vrijheid luistert naar de wetten:
Hij stelt de wet, die uw wetten achtte:

Naar eigen hand de vrije taal te zetten,
Is eedle kunst, geen grens, die haar ontkrachtte:
Beperking moet vernuft en vinding wetten:
Tot heerschen is, wie zich beheerscht, bij machte: —

De geest, in enge grenzen ingetogen.
Schijnt krachtig als de popel op te schieten,
En de aardte boren en den blauwen hoogen:

Een zee van liefde in droppen uit te gieten.
Zacht, één voor één — ziedaar mijn heerlijk pogen . . . .
Sonnetten, klinkt! Uw dichten was genieten. —

* * * * *

CVII — AAN DE SONNETTEN

Sonnetten! nu der menschen oog zal staren
Op u, en elk zal vonnis wijzen mogen.
Die denkt, nu bigglen tranen uit mijn oogen.
Die, in de toekomst, lof en schimp ontwaren.

Daar zijn er, die als schoonheid niet gedoogen.
Wat zich als grootsch hun niet wil openbaren. —
En wijken zie ik reeds, in breede scharen.
Wie 't schoone in 't kleine alleen houd opgetogen.

Daar zullen menschen zijn, die op u wijzen.
Als da, waarzij geloof en liefde aan stieten . . . .
Sonnetten! zelden zal men u slechts prijzen.

Die zal u dom en onbegrijplijk noemen.
En gene als boos en goddeloos verdoemen . . . .
Sonnetten, klinkt! U dichten was genieten!
__________

Jacques Perk (1859-1881)
Uit: Mathilde — een sonnettenkrans in vier boeken
In: GEDICHTEN, Amsterdam, S. L. van Looy

Geen opmerkingen: